Een Perzisch Edelman:
- Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
- Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!
- Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
- Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
- Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
- Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
- Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
- Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!”—
- Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
- Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
- “Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
- “Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”
- Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ’t,
- Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
- Toen ’k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
- Die ’k ’s avonds halen moest in Ispahaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten