Dirk


Het is vijf voor vier. Buiten klettert de regen tegen het raam. De herfst is dit jaar echt op 1 oktober begonnen. Ik lig al een half uur te draaien en besef dat het geen zin heeft om nog langer in bed te blijven liggen. Ik zal toch niet meer slapen.
Ik werd wakker toen een soort raket, na vele spiralen door de lucht getrokken te hebben, zich precies tussen de huizen achter de dijk in de grond boorde. Het was de afsluiting van een warrige avond. Een soort carnavalsavond geloof ik, welke gehouden werd in het Lage Land. Het feest werd gevierd in mij volkomen onbekende ruimten, tussen mensen die mij dierbaar zijn. Alle vrienden en bekenden waren er. Ik weet nog dat ik mij opwond over de prijzen die Arie voor een biertje durfde te vragen. We rekenden in guldens. 
Ik stond te kijken naar een koe, die tussen de feestende menigte lag te kalven. De voorpoten waren zichtbaar, terwijl er al twee kalfjes dartel rond de moeder dansten. “Een drieling”, wist Piet Koetsier, die een halve meter ernaast biertjes stond te tappen vanuit een open vat. Plots was er het lawaai van het roestbruine gevaarte dat vlakbij, met een grote steekvlam uit zijn achterste, opsteeg en tollend de lucht in flitste.
Gek, ik herinner me anders nooit een droom.
Waarschijnlijk was het de aandrang van een volle blaas waardoor ik wakker werd.
Als ik, terugkomend uit de badkamer onder m’n dekbed glijd, denk ik aan vanavond, aan Joost. 
M’n gedachten bolderen over elkaar heen en tenslotte stap ik uit bed. Ik schiet in m’n broek, trek mijn sokken aan en haal een trui uit de kast. Het is al behoorlijk koud. Ik ga naar beneden en start de computer op.
Vanaf mijn bureaublad kijkt Evi me aan. Twee donkere stralende kijkers, kuiltjes in haar wangen en een ontwapenende glimlach. Een jong, bruisend leven, nog maar net aan het begin. Opa’s trots. Links op haar voorhoofd de icoontjes van de Media-player, de virusscanner en de snelkoppeling die mij met een dubbelklik naar m’n bankzaken leidt. Ik open de tekstverwerker.

Met een voorzichtige glimlach komt ze op me af. Ze slaat haar armen om me heen en knuffelt me. Dan kijkt ze me aan. “Ik ben vanmiddag met An bij Dirk geweest. Jezus…” Ik weet niet veel meer uit te brengen dan: “Tja,… klote…” Joost vertelt hoe ze thuisgekomen, een flinke pot heeft zitten janken. “Ik ben zo geschrokken. Ik had me er wel wat bij voorgesteld, maar toen ik hem zag….. die ogen zo diep en z'n gezicht…." Ik zie hoe wederom de tranen zich naar boven vechten. "Hij is al meer dan twaalf kilo kwijt. Hij is gewoon een oude man geworden.", zeg ik en schud mijn hoofd. Ook bij mij wordt de keel dichtgeknepen. "En dat hij, ondanks al die medicijnen maar zoveel pijn blijft houden". Ze veegt met haar hand langs haar ogen. "En Peetje… Jezus, wat die meid moet doormaken…."
Onze Dirk, hoe is het mogelijk….

16 september. Vandaag heb ik met Yolanda de route naar Noordwijkerhout gefietst. We moeten over twee weken met groep 8 op kamp en dan is het toch wel lekker als je weet hoe je met zo'n horde een beetje veilig op je bestemming kunt komen. Het kaartje met de routebeschrijving hebben we helaas thuis laten liggen en we komen er al snel achter dat we bepaald niet de kortste weg volgen. Maar wat geeft het, de zon schijnt en het is heerlijk fietsweer. 's Middags liggen we nog een poosje op het strand en genieten van de mooie nazomerdag. Met zo'n 60 km op de teller komen we 's avonds moe maar voldaan thuis. De avond brengen we door met een paar potjes scrabble in de achtertuin.
Als ik om een uur of twaalf thuiskom, zie ik het lampje van mijn antwoordapparaat knipperen. An heeft 's middags om kwart over een gebeld. Of ik haar even terug wil bellen. Ik besef dat dit op dit tijdstip niet zo'n goed idee is en kruip lekker in mijn bedje.
De volgende morgen sta ik op met een goed gevoel. De eerste dag van de Veense feestweek. Ik heb afgesproken met Yolanda om vanmiddag naar het straattheaterfestival te gaan. Gezellig. Ik bak een broodje, kook een eitje en om een uur of elf bel ik An. Ik krijg Peter aan de lijn. "Hé Piet, nee, An staat nog onder de douche. Heb je 't al gehoord van Dirk? Dat ie in het ziekenhuis ligt?" Och jee, denk ik. "Nee, dat wist ik niet". "O, nou, dan zeg ik verder niks. Ik geloof dat An het je liever zelf wil vertellen. Ze belt zo wel terug."
Zo, dat is niet zo best, denk ik. Ik wist dat Dirk al langer liep te knoeien met zijn nek. In juni had hij een dag geholpen bij Dirk jr., zijn zoon. De hele dag sjouwen en beulen. "Ja Dirk, op onze leeftijd moet je dat niet meer doen jongen", had ik hem nog gezegd. Ach, waarschijnlijk wat verrekt of overbelast, dacht hij zelf. Toen ik hem een paar weken later sprak, was hij nog niet van de pijn af. De dokter kon niets vinden en ook fysiotherapie bracht geen verlichting. Maar ach, het zou wel een keer overgaan, toch? Voorlopig verheugde hij zich op het feit dat hij een aantal weken op vakantie zou gaan met Petra naar Canada.
Toen ik hen na hun thuiskomst bezocht, vertelde Dirk honderduit over de schitterende reis die ze hadden gemaakt. Hij had er van genoten. Al had hij wel gedurende de hele periode last gehad van zijn nek. Ondanks de zware pijnstillers die hij slikte had hij toch een aantal beroerde dagen gehad. Er moest nou toch maar gauw wat gevonden worden. Hij was het zo langzamerhand zat om maar van het kastje naar de muur gestuurd te worden.
Op mijn verjaardag, eind augustus, wist Dirk te vertellen dat het waarschijnlijk een nekhernia was. De week daarop zouden er foto's gemaakt worden en dan zou hij meer weten. Ondanks zijn pijn keuvelde hij gezellig met iedereen mee en was de opgeruimdheid zelve. Een week later vertelde Ingrid, zijn dochter, mij na afloop van de toneelrepetitie dat de foto nog geen uitsluitsel had gegeven. Nu, twee weken later lag hij dan toch in het ziekenhuis. Een nekhernia, da's lelijk. Maar oké, er was nu tenminste duidelijkheid en er ging wat aan gedaan worden. An en Peet dachten mij waarschijnlijk een nieuwtje te vertellen, maar wisten natuurlijk niet dat ik al op de hoogte was.
De telefoon gaat. "Ja Piet, met An. Ik kom even koffie bij je drinken". Beduusd zeg ik: "Eh… goed…" De verbinding wordt verbroken. Niks voor An, meestal is ze niet zo kort van stof.
Ik zet de koffie aan en pak mijn toneelboekje. Ik heb beloofd om het nog eens door te nemen en flink te schrappen. Een half uurtje later stapt An binnen. Ze ziet bleek en in haar ogen zie ik een immense droefheid. Ze komt naar me toe en valt me om de hals. Ze kijkt me aan met haar ogen vol tranen. "Dirk…. 't is niet goed…." Een baksteen valt in mijn maag neer en ik voel hoe het bloed uit mijn gezicht wegtrekt. "Je bedoelt….." "Kanker….", fluistert ze. Ze snikt op mijn schouder. Wezenloos staar ik voor mij uit met An in mijn armen. Ik voel hoe de tranen een koude streep over mijn gezicht trekken. Ik maak me van haar los en stap de kamer in. Een hartgrondige godver ontsnapt aan mijn lippen. Ik denk aan Ger…. en even later aan Ome Jan, An's moeder, de vader van Yolanda, de vader van Dirk ….. Corien, Cora. John, Ralph….. de vader van Marlous, de vader van Hanneke…. Ik stop met denken, bang dat er geen einde zal komen aan de reeks. Ik draai me om en kijk An aan. "Maar hoe…." "Gisterenmiddag heeft Ingrid me gebeld en het me verteld. Er is deze week een MRI scan gemaakt en daarop was het te zien." Ik zak neer op een stoel en voel de tranen nu overvloedig komen. "Dirk", stamel ik, "Jezus… Dirk…." An gaat tegenover me zitten en kijkt me hulpeloos aan. "Hoe erg?", vraag ik voorzichtig.
"Het zit in het bot", zegt ze zacht. "Er zitten uitzaaiingen in de halswervels, in z'n schouders, zijn bovenarmen en het borstbeen en ik geloof ook de lymfen. De haard hebben ze nog niet kunnen vinden, maar ze denken dat het van zijn longen afkomt".
Ik sta op en loop naar het raam. Alsof ik daar de antwoorden zal vinden, of de hulp of de kracht of wat dan ook. Ik kan het niet bevatten. Dirk, die nog een paar jaar moest bij de politie, die zo uitkeek naar de dag dat hij het hele zooitje gedag kon zeggen, die schijtziek was van alle reorganisaties op het werk. En nu flikten ze hem dit?! Verbijstering en woede vechten om de eerste plek.
Bijna woordeloos drinken we onze koffie zonder hem te proeven. Tenslotte staat An op. We houden elkaar vast en laten onze tranen stromen, niet bij machte om elkaar een woord van troost te bieden. Stilletjes vertrekt ze. Ik kijk haar na door het raam.
Wezenloos loop ik door het huis. Mijn hoofd is leeg, mijn geest is niet in staat gedachten te vormen.
Ik bel Yolanda en vertel haar wat ik zojuist gehoord heb. Ze schrikt heel erg en hoewel ze Dirk slechts oppervlakkig kent, beseft ze de pijn die deze tijding bij mij teweeg brengt. Op hetzelfde moment weet ik dat bij haar een oude wond wordt opengereten. Haar gedachten gaan ongetwijfeld uit naar haar vader die aan dezelfde ziekte ten onder ging.
Ja, ik kom naar je toe want als ik alleen hier blijf word ik gillend gek. Ik zou toch ook nog even naar je computer kijken? Maar of ik nog zin heb om naar het straattheaterfestival te gaan weet ik nog niet.
Yolanda vangt me op en tracht me te troosten. Ik weet weinig terug te zeggen. Ik ben zò leeg. Het herstellen van het besturingsprogramma op de computer lijkt te lukken, maar aan het eind verschijnt weer dezelfde foutmelding. Dan niet.
Ik zeg haar dat ik geen zin heb om me tussen vrolijke mensen te gaan bewegen maar dat zij gerust kan gaan als ze dat wil. Ze wuift dat weg. Tenslotte sta ik op en zeg dat ik naar huis toe wil. Ik wil alleen zijn. Waarom, dat weet ik niet. Yolanda heeft moeite om mij te laten gaan. Ik begrijp het wel. Maar om de hele avond tegen een zombie aan te moeten kijken lijkt mij voor haar ook geen pretje. Toch voel ik me lullig omdat ik haar zo de kans ontneem er gewoon voor me te zijn.
Thuis zet ik de TV aan. Ik pak mijn toneelboekje en lees. De woorden zijn als los zand. Er is geen verband, er is geen betekenis. Ik gooi het boekje aan de kant en kijk de hele avond televisie, zonder iets te zien. Ik heb vergeten te eten.

Het is maandagavond. Toneelrepetitie. Ik probeer me voor te bereiden op de confrontatie met Ingrid en Dirk jr., die een rol in het stuk hebben, dat we half december zullen gaan spelen. Als ik het dorpshuis binnenkom zie ik Dirk staan. Hij kijkt me aan met grote bange ogen, een blik die om hulp schreeuwt. Wat kan ik anders dan naar hem toelopen, m'n armen om hem heen slaan en zachtjes op zijn schouder kloppen. M'n voornemens om sterk te zijn vloeien uit me weg en de tranen wellen weer in mijn ogen op. Ik brabbel wat onsamenhangende woorden van troost en dan bespreken we zo goed en zo kwaad als het gaat de situatie van zijn vader. Dirk vraagt mij of het misschien beter zal zijn dat hij zijn rol teruggeeft, niet wetend hoe de nabije toekomst eruit zal zien. Ik begrijp zijn dilemma. Ik zeg, gemeend, dat ik het donders jammer zou vinden maar dat ik er alle begrip voor zou hebben. Het is echter een beslissing die hij zelf zal moeten nemen.
Een voor een druppelen de andere spelers binnen. De meesten zijn al op de hoogte van het drama, een enkeling moet worden bijgepraat. Bij degenen die het voor het eerst horen, zie je blikken van ongeloof, pijn en verwarring. Ik zie dat Ingrid ook is gearriveerd. Ze staat buiten te praten bij de deur met een paar meiden. Waar het over gaat, laat zich raden. Ik loop er naar toe. Ingrid krijgt een telefoontje en beantwoordt haar mobiel. Ik praat met de meiden bij de deur. Allemaal zijn ze aangedaan door het slechte nieuws betreffende Dirk. Ze gaan een voor een stilletjes naar binnen. Ik wacht op Ingrid. Ze steekt haar mobiel weg en komt naar me toe. Er is een hartelijke begroeting. Ingrid oogt sterk, hoewel ook haar wereld ingestort zal zijn. Ze geeft aan dat vader Dirk de moed niet opgeeft en alle behandelingen wil ondergaan om het kwaad te keren, dan wel af te remmen. Daar put ze moed uit.
"Ze zijn vandaag de dag zo knap! En waarom zouden ze voor vader Dirk niets vinden?" Ik voel m'n hart breken. Ik bewonder haar moed die ik in mijzelf niet kan vinden. Meteen besef ik dat haar houding de enige juiste is. Moed verloren, al verloren en zielig in een hoekje gaan zitten grienen tot alles voorbij is, is een verkeerde optie. We moeten blijven hopen. Hopen dat het proces dat hem aanvreet afgeremd, misschien wel gestopt kan worden. Dat de pijnen die hij lijdt, kunnen worden weggenomen, tenminste verzacht zodat hij een dragelijk leven kan leiden. Dat hij kwalitatief nog een aantal leefbare jaren mag krijgen waarin hij kan genieten van zijn opgroeiende kleinkinderen, de successen van zijn kinderen mag meemaken en mag samenzijn met zijn lieve Peetje.
Ook Ingrid geeft aan dat ze er over denkt om haar rol terug te geven. Ik geef haar het antwoord dat ik Dirk ook gaf. "Ik begrijp dat de een zegt dat hij dat er nu echt niet bij kan hebben, maar ik kan me ook indenken dat een ander juist die avond ontspanning en afleiding nodig heeft om zichzelf overeind te houden". Ingrid zegt dat ze het een heerlijke rol vindt en dat de afleiding die ze er in vindt zeker een welkome ontsnapping is aan de zorg van de dag. "Maar in hoeverre vind ik in de loop van de week de tijd en de concentratie om m'n rol te leren. En, stel nu eens dat het toch heel hard gaat, u zit er toch ook niet op te wachten dat ik eind november zeg dat ik niet verder kan?" Nee, daar zit ik niet op te wachten, hoewel dat nu van totaal ondergeschikt belang is. "Je moet zelf die beslissing nemen, Ingrid, en hoe die ook uitpakt, er zal begrip en respect voor zijn". Ik zeg haar, dat ik van plan ben haar vader woensdag in het ziekenhuis te gaan bezoeken en vraag of dat uit zal komen. Ze zegt dat dat wel kan en geeft me het afdelingsnummer. Ik loop achter haar aan de zaal binnen, waar de rest in stilte wacht. Ik bedenk dat Dirk half december misschien zover is opgeknapt dat hij kan komen kijken. Wat zou hij er van genieten om zijn zoon en dochter samen op de planken te zien schitteren. Wat zou hij trots zijn. Wisten we maar zeker…. Maar een ding is mij deze dagen wel duidelijk geworden. In het leven is niets zeker.
We lezen met elkaar het stuk door maar ik denk, dat er velen met mij moeite hebben, om hun gedachten er bij te houden.

De volgende avond taptoe. Het is een mooie zomeravond en een talrijk publiek is toegestroomd op de velden van DOSR. Als ik aankom is de streetdance groep bezig. Opa's, oma's, vaders, moeders, iedereen is gekomen. De leden van de Liefde komen een voor een of in kleine groepjes het terrein op. Velen zijn al op de hoogte van de ramp. Bad news travels fast. Ze schieten me aan en vragen me hoe het met Dirk is. Ik vertel ze wat ik weet, weinig. Alleen dat het er niet best uit ziet. Dat het kanker is. Je ziet ze opnieuw schrikken bij de bevestiging van de geruchten die ze hebben opgevangen. Ed, de voorzitter is er ook. Ook hem heeft de onheilstijding bereikt. Hoe moet dat bij hem aankomen. Hij heeft verdomme net een paar maanden geleden zijn vrouw begraven. Ja, kanker. Ze zal van Dirk's leeftijd geweest zijn. Ik heb veel zin om m'n boeltje te pakken en er vandoor te gaan. Ik heb hier geen zin in. Wegwezen. Ik blijf en loop en speel plichtmatig de opmars. Tijdens de shows van de korpsen loop ik langs de buitenkant van de dichte rijen publiek. Daar staan Tamara en Bas met de kleine Evi. Een enthousiaste begroeting en even lekker bijkletsen. Evi toont haar liefste glimlach en haar grijpgrage handjes reiken naar m'n gezicht. Ik knuffel haar en geef haar een dikke zoen. Altijd lachen, altijd vrolijk, hoewel haar moeder zegt dat het ook wel eens anders is. Ik geloof er niks van. Ze zijn in de nacht van zondag op maandag teruggekeerd van een weekje Mallorca. De kleine is ook mee geweest en alles is heel goed gegaan. Ik moet maar gauw de foto's komen kijken. Ik vertel Bas over Dirk. Toen de jongens klein waren, kwamen we regelmatig bij Dirk en Petra. Onze kinderen zijn ongeveer van dezelfde leeftijd als hun kinderen. Bas reageert zoals te verwachten. Kalm en rustig, met weinig woorden, maar ik lees de schrik en de angst in zijn ogen. Tamara kijkt verward, weet niet precies over wie het gaat. Ze heeft Dirk misschien een of twee keer bij mij gezien op een verjaardag. Kort vertelt Bas het aan haar. Zij kent het vriendinnetje van Dirk jr. Als ze beseft om wie het gaat, worden haar ogen groot van schrik, ze slaat de hand voor de mond en stamelt: "Jezus…." We praten nog wat. Dan moet ik weg voor het slotoptreden. We zeggen elkaar gedag. Nee, ze gaan zo weg. Evi is doodmoe en moet naar bed. Ik geef haar nog een aai en een zoen.

Ik zie Dirk in de keuken. Ingrid komt binnen met de jongens. Dirk grijnst van oor tot oor en heet ze met een schreeuw van vreugde welkom. Hij buigt zich voorover en geeft ze alle drie een dikke knuffel als ze bij hem langs komen. Petra, koffie inschenkend, draait zich glimlachend om en geniet zichtbaar van het tafereel. Dirk is een trotse opa. Toen de eerste, Stan, geboren werd, moest heel de wereld het weten. Wat was hij uitgelaten, als een jonge dolle hond. Ik ken dat gevoel nu ook. Ik begrijp het. Op woensdagavond, tijdens de pauze van de muziekrepetitie worden Carin en ik wekelijks bijgepraat over de vorderingen op zwemgebied van het spul of krijgen we te horen wat de ene of de andere "dondersteen" nu weer uitgevreten heeft. Elk kind hoort zo'n opa te hebben. Heel lang……

Na afloop van de taptoe ga ik nog even de kantine binnen. Daar is Wim. Hij is geschokt als ik hem vertel over Dirk's ziekte. Hij had het nog niet gehoord. Willem heeft Dirk ingewijd in de geheimen van de saxofoon, toen hij op latere leeftijd plots de ambitie kreeg om een instrument te gaan bespelen. Wim was zijn leraar. Nee Dirk was misschien niet virtuoos op zijn instrument, maar hij deed het met liefde, met plezier. Tijdens de repetities was hij altijd goed voor een kwinkslag, zat hij te geiten met Carin, z'n maatje op de altsax. Menigmaal kon hij, als hij "publiek" had (want dat had hij wel nodig) een hele act maken van het opbergen van zijn saxofoon na afloop van de repetitie. Hij sprak dan zijn saxofoon, Barney, die hij in de States had gekocht tijdens een dienstreis, toe als een klein kind, alsof hij een baby lekker toestopte in zijn warme bedje. Hij was altijd nadrukkelijk en luidruchtig aanwezig.
Ik merk dat ik al in de verleden tijd praat. Verdomme, wat is dat toch! We moeten blijven hopen! Maar aan de andere kant… Hoe groot is de kans dat hij nog terugkeert binnen het orkest?
Carla en Vera komen erbij staan. De stemming is bedrukt. Maar dan wordt er bier gehaald en nemen de gesprekken een luchtiger wending. Er is nog meer te vertellen. Er is meer gebeurd binnen de kring van kennissen en bekenden. Leuke dingen ook. Om te lachen. Gelukkig wel. Hoewel, Vera vertelt over een vriend die nooit meedeed met de kroegen skeelertocht omdat hij dat te gevaarlijk vond. Dit jaar was de kroegentocht op klompen en dat durfde hij wel aan. Hij brak tijdens het verlaten van een kroeg, toen hij weggleed, zijn enkel. Dikke pret en leedvermaak bij vrienden en kennissen natuurlijk. Maar ja, daar is hij over een paar maanden weer vanaf, denk ik. Ik neem nog een biertje, en nog een. Life goes on tenslotte….

Het is woensdagmiddag. Buiten schijnt de zon. September is stukken beter dan augustus. Ik kijk herhaald op m'n horloge. Ik heb eigenlijk bergen werk, maar ik kom er niet aan toe. Half 3 begint het bezoekuur. Ik loop de hele dag al te keutelen en heb een bepaalde onrust in mijn lijf. Om kwart over twee stap ik in m'n auto en rijd naar het Diaconessenziekenhuis in Leiden. Als ik een plekje voor mijn auto gevonden heb, wandel ik de lange helling op naar de ingang. Het is erg rustig. Weinig mensen op straat. De borden volgend vind ik de afdeling waar Dirk moet liggen. Longziekten. Hoewel nog niet echt vastgesteld is hij hier waarschijnlijk naar toe gebracht omdat men daar de haard verwacht van het kwaad. Zijn longen. Ja, Dirk rookte. Ik verwacht dat hij nu wel gestopt zal zijn. Ik moet ook stoppen.
Ik loop de afdeling rond en gluur verschillende kamers binnen. Geen Dirk. Een passerende verpleegster vraag ik naar de kamer van Meneer Hogeboom. Nummer 19. Ik loop nogmaals mijn rondje. De deur van nummer 19 is dicht. Ik klop en open langzaam de deur en kijk naar binnen. Daar ligt Dirk. Hij ziet me, glimlacht en komt omhoog van zijn bed. "Pieter!", roept hij enthousiast. Naast zijn bed staat Petra, breekbaar en teer. Er verschijnt een glimlach op haar vermoeide gezicht.  Er is al bezoek. Op een stoel zit Cora die mij begroet. Ik loop naar Dirk, die zich uit z'n bed laat glijden en naar mij toestapt. We omhelzen elkaar, voelen elkaar. Woorden zijn niet nodig. Ik voel zijn lichaam schokken door de onderdrukte emoties. Of is het het mijne. Ik knuffel Petra en voel haar in mijn armen slap worden. Ze is sinds de opname van Dirk in het ziekenhuis bij hem gebleven en slaapt elke nacht bij hem op de kamer. Nou ja, slapen. Ze is kapot, totaal verslagen. Ik kijk in een paar ogen waar enkel wanhoop uit spreekt. Ik voel haar pijn maar vind geen woorden van troost. Ik jank mee met een vriendin die mij zo dierbaar is. Door mijn hoofd flitst het moment, zo'n tien jaar geleden. Een mooie zomeravond. Ik was op mijn fiets naar Petra en Dirk gegaan om hen te vertellen dat mijn huwelijk met Tonja was vastgelopen, dat we gingen scheiden. Ik zag de tranen in Dirks ooghoeken. Nooit zal ik vergeten hoe Petra naar me toe kwam, haar armen om me heen sloeg en zei: "Als ze met jou niet gelukkig kan zijn, dan zal ze dat met niemand kunnen". En: "Het is dat het bij de wet verboden is, anders zou ik jou er graag bijnemen." Zo zijn Dirk en Petra, warm, hartelijk, gouden mensen. En nu zij diep in de shit zitten vervloek ik mijzelf omdat ik geen woorden kan vinden om hun pijn te verlichten, hun leed te verzachten.
Dirk is op een stoel gaan zitten. "Ja Pieter, ook ik. 't Is mijn beurt. 't Is klote, maar 't is waar. O, en ik ga niet zeggen: waarom ik? Het kan iedereen gebeuren, dus waarom mij niet. 't Is waardeloos, maar het is zo". Hij doet zijn best opgeruimd te klinken, maar in zijn ogen lees ik dat hij donders goed beseft hoe de zaken er voor staan: niet best. Zijn jarenlange toneelervaring schiet hier duidelijk tekort. "Maar ik geef nog niet op hoor. Ik heb nog zo veel te doen! Ik moet er nog twee watervrij maken en er komen er nog meer!" Hij doelt op de kinderen van Ingrid. 's Woensdags gingen hij en Petra met hen zwemmen. "Ik vertrouw op de baas hierboven. Ik heb nooit iemand bewust iets misdaan en daarom vertrouw ik erop dat ik nog een poosje mag blijven". "Natuurlijk Dirk, we gaan nu niet doen alsof je al dood en begraven bent", zeg ik, "ben je gek, we moeten de moed erin houden". Ik kan verder niet meer uitbrengen dan dat ik het vreselijk klote voor hem vindt. Jezus, wat een dooddoener. We praten wat over de onderzoeken die hij heeft ondergaan en wat hem nog te wachten staat: bestraling, chemo. De pijn is hier in het ziekenhuis gelukkig behoorlijk onder controle. Eindelijk, na maanden is het eindelijk weer dragelijk. Nee, de haard van alle ellende is nog niet vastgesteld, maar ze denken toch dat het in de longen zit. Cora heeft een brief voor Dirk, van Leila, haar dochtertje. Ze heeft op de envelop allemaal hartjes getekend. Ze heeft haar moeder gevraagd of dat wel kon: hartjes. Hartjes is toch alleen voor opa en oma of voor mama en papa? Cora heeft gezegd dat het wel kon. Dat Dirk dat wel zou begrijpen omdat Dirk ook een opa is. Dan komt Ingrid binnen, samen met Stan, Jet en Chiel. Opa Dirk is opgetogen. Chiel klimt bij opa op schoot. Dirk knuffelt het kleine manneke dat gelukkig de ellende nog niet beseft. De tranen springen Dirk in de ogen. Waarschijnlijk omdat hij weet, dat hij niet mee zal maken dat Chiel zijn rijbewijs haalt, dat hij niet aanwezig zal zijn als Chiel meespeelt in de afscheidsmusical van de basisschool. Het besef dat hij misschien zal moeten missen dat Chiel, gezeten op zijn schoot, een verhaaltje voorleest aan opa. De angst dat het hem zelfs niet gegeven zal zijn om de kleine hummel watervrij te maken…
Een dokter komt binnen. Hij komt Dirk halen voor een onderzoek. Ja, vervelend zo tijdens het bezoekuur. Ingrid zal wachten. Ze gaan straks, na het onderzoek, nog even met Dirk naar buiten. Het is tenslotte mooi weer. Dirk in een rolstoel en even de frisse buitenlucht in.
Cora en ik nemen afscheid. Dirk slaat z'n armen om me heen. "Ik geef het nog niet op, Piet, ik geef nog niet op!" "Nee, natuurlijk niet", fluister ik, "nooit opgeven!" Ik sla mijn armen om Petra heen en strijk met m'n hand door haar haar. Mijn God, wat ik er voor over zou hebben om haar pijn over te nemen. Ik kus haar betraande snoet en wens haar heel veel sterkte. Teruglopend door de gangen word ik mij wederom bewust van de onrechtvaardigheid van het leven. Of is het de onrechtvaardigheid van de dood. Ik heb gezien. Ondanks de sterke wil die Dirk uitspreekt, ben ik bang. Nee, op dit moment ben ik zeker geen optimist. Ben ik pessimist of realist?
Buitengekomen is er niets veranderd. De zon schijnt, het is nog steeds rustig. Een merel trekt een worm uit het gras. Een ongelijke strijd die de worm nooit zal winnen. Kanker. Nog niet zo lang geleden werd het zelden uitgesproken. Men had het over de ziekte K. De K van kanker. Maar ook de K van kut en klote…  

Vrijdagmorgen loop ik in de Digros Betty tegen het lijf. Ze weet me te vertellen dat Dirk vandaag uit het ziekenhuis naar huis komt. Betty is bij Dirk en Petra geweest in het ziekenhuis. Ze schudt meewarig het hoofd als we het over de ontwikkeling van de ziekte bij Dirk hebben. Betty weet waarover ze praat. Ze ziet het somber in.
's Avonds, na de lampionnenoptocht schiet ik even bij Petra en Dirk naar binnen. Petra straalt nog steeds die machteloosheid uit, maar ze is blij dat ze nu samen met Dirk weer thuis is. Het dag in dag uit in het ziekenhuis vertoeven en de constante confrontatie met Dirk's ziek zijn, heeft een zware wissel op haar getrokken. In het opkamertje ligt Dirk. "Hai Pieter!" Hij is blij dat ie weer thuis is. "Jezus, jongen, toen we vanmorgen het lage land weer binnenreden deed me dat wat. Dat ik het groen weer zag en de lucht enzo. Nee, in zo'n ziekenhuis word je niet beter. We gaan er nu aan werken!" "Ja Dirk, zo is het. Laat je niet kennen". Ik wens hem een goede nacht en geef hem een zoen.

De volgende dag bloemencorso. Yolanda brengt me de Veen in, zodat ik de hele route niet twee keer hoef te lopen. Bij de Mariaschool mogen we niet verder. Ik geef haar een zoen, stap uit en zeg: "Tot straks". "Succes!", roept ze en draait dan de Kerkweg op. Het laatste deel naar de Westmeerlaan loop ik. Onderweg even een kijkje nemen bij de wagen van school. Het ziet er prachtig uit. Linda en Marlous zijn gestoken in oude pakjes van de harmonie. Ik zeg Marlous dat het rode truitje onder haar groene uniformjasje echt niet kan. "Maar 't is zo koud!", zegt ze. Het is inderdaad fris. Een flauw zonnetje schijnt tussen de grijswitte wolken. In de verte is het wolkendek donkerder. Of we het droog houden?
Om elf uur zet de stoet zich in beweging. Langs de route staan en zitten drommen mensen die zich tegoed doen aan koffie, thee, warme broodjes en ander lekkers. Ook het bier vloeit al rijkelijk. Vanuit m'n ooghoeken herken ik vrienden en bekenden tussen de mensenmassa. An en Peet bij de Kerkweg, Lucas, een brul: "He, pa!" Verrek, Jeroen is ook in de Veen. Ik brul enthousiast terug. Leonie staat klaar met het beloofde bekertje koffie. Bij de Noordhoek Gon en Koos, Margoret. Langs de Middenweg staan Marco en Iris, Tamara en Evi. Ik draai me stralend om naar Vera en wijs met trots: mijn kleindochter! We zetten een nieuwe mars in. Al spelend lopen we langs Yolanda, Ton en Paul, Joke en Corien, die wat verderop staan. De opmerkingen van mijn lieve broertjes zijn niet van de lucht. "Kun je het nou nog niet uit je hoofd?!" Ondanks de opkomende lachbui ben ik in staat door te spelen. Als we de Rembrandt van Rijnsingel opdraaien vallen de eerste regendruppels. Als we de volgende bocht nemen valt de regen gestaag. De wolken huilen. Ik weet waarom. Op de kop van de Baan staat een grote mensenmenigte. Mijn ogen zoeken in de wetenschap dat ze niet zullen vinden. De laatste jaren zat Dirk daar op een stoeltje, met Stan of Jet op schoot, geflankeerd door Petra, Ingrid en Charles. Optochten liet Dirk lekker aan zich voorbij gaan. Hij was geen loper en het geslof met die saxofoon was de pest voor zijn rug. Met een grijns van oor tot oor keek hij toe hoe wij voort sjokten. Ik zie niemand. Gek dat een plek waar zoveel mensen staan, zo leeg kan zijn. We moeten de volgende mars. "Wat doen we?", vraag ik mijn buurvrouw. Ze kijkt op haar muziekboekje. "Over and Out". Drie woorden krijgen op dat moment een nieuwe lading.

De week daarop ben ik met groep 8 op kamp in Noordwijkerhout. Hoewel de weerberichten niet veel goeds voorspellen, houdt het weer zich voorbeeldig en duikt de meute op woensdagmiddag zelfs de Noordzee in. Het is een geweldige week. De kinderen genieten en er valt geen onvertogen woord. Ook voor ons als leiding is het gewoon feest.
Zaterdagochtend ga ik om een uur of half elf richting Petra en Dirk. Bakkie doen. In de tuin staat Theo, de broer van Petra, wat dode bladeren te trekken uit een plant in een zinken kuip. We wisselen kort wat woorden van begroeting. Theo's vrouw is bezig met het zemen van de ramen. Iedereen schiet Petra blijkbaar te hulp. Gelukkig. Ik begroet Petra, die her en der wat aan het schikken is, met een omhelzing. Ze vraagt of ik de kussentjes op de stoelen wil leggen. Het is lekker genoeg om buiten koffie te drinken. Natuurlijk. In de keuken is Claudia. Ze is bezig met de strijk. Ik zeg haar dat ik ook nog wat heb liggen. Haar antwoord: "Hebt u daar ook zo'n hekel aan?", doet mij vermoeden dat mijn hint niet wordt opgepakt. Als ik vraag hoe het gaat, antwoordt ze met een glimlachje en: "Ach,…" Ik pak de kussentjes en leg ze op de stoelen en het bankje. Ik ga zitten en Theo schuift aan. We praten wat over koetjes en kalfjes en we komen te praten over de pensioengerechtigde leeftijd. Het gesprek valt stil. We denken beiden waarschijnlijk hetzelfde: dat Dirk die niet gaat halen. Petra komt naar buiten met Dirk, gevolgd door Claudia met de koffie. Ook de vrouw van Theo schuift aan. Het is de oude Dirk niet meer. De grote forse vent, borst vooruit en druk gebarend is verworden tot een oude, lichtgebogen man. Zijn kleur is grauw en de ogen staan diep in de kassen. Niettemin speelt er een glimlach om zijn lippen als hij mij begroet. Alsof hij mij wil doen geloven dat het allemaal best meevalt. Hij nestelt zich op het bankje in het warme herfstzonnetje. Het doet hem zichtbaar goed. Ook Richard komt de tuin binnenwandelen en schuift bij. Dirk praat opgewekt. Het eten smaakt hem nu weer wat beter, nu een schimmelinfectie in z'n mond met medicatie bedwongen is. Van de week nog een keer bestralen en afspraken maken voor het begin van de chemo. Petra geeft aan dat ze nu wel eens over wat anders wil praten en vraagt of er iemand nog een goeie mop kent. Ik vertel over het afgelopen schoolkamp. Richard praat over vissen, zijn grote passie. Snoekbaarzen op het Joppe. Dirk begint enthousiast te vertellen over hoe netjes de buitenboel weer in de verf zit. Hij had een paar schilders ingehuurd om de dakgoten en het hogere verfwerk te doen. De ramen en kozijnen zou hij zelf wel aanpakken. De schilders waren bezig toen het rampbericht kwam. Toen werd besloten dat zij het werk maar af moesten maken. Maar, Dirk is dik tevreden. Echte vakmannetjes waren het. Aardige jongens ook. Toch neemt elk gesprek wat we beginnen op onverklaarbare wijze een subtiele wending en eindigt het in praten over datgene waar we het niet over willen hebben. We drinken nog een kop koffie en dan stap ik op. Ik omarm Petra en wens haar sterkte en Dirk wens ik sterkte de komende week. Het zal tenslotte weer niet meevallen: dat gerit naar het ziekenhuis, de behandeling en de onderzoeken. Hij wuift het met een gebaar van gelatenheid weg. "Tot ziens Pieter, ik zie je weer".

Ik heb zojuist Petra gebeld. Vanavond repetitie van de muziek en daar zal iedereen ook willen weten hoe het met onze Dirk, de saxofonist, gesteld is. Ik had vanmiddag even langs willen gaan maar Pieter van Ruiten kwam even bij mij schuilen voor de regen. Hij was bij Dirk aan de deur geweest, maar trof niemand thuis. "Ze zullen wel naar het ziekenhuis zijn", zei ik. Ik wist dat hij daar deze week voor een bestraling heen moest.
Ingrid neemt op en als ik vraag hoe het gaat, geeft ze een direct antwoord: "Waardeloos." Ingrid vertelt dat het helemaal niet gaat, dat Dirk erg veel pijn heeft en dat ook moeder Peetje er helemaal aan onder door gaat. Arme Petra. "Vannacht was het niet te harden. Hij had vreselijk veel pijn en kon amper nog op zijn benen staan. Je kon hem nergens aanraken, alles deed zeer." De kinderen slapen om de beurt thuis en ook Betty blijft zo nu en dan een nachtje bij Petra en Dirk. Ingrid vertelt dat Dirk vanmiddag inderdaad voor een bestralingsbehandeling naar het ziekenhuis is geweest. Morgen moet hij terug, dan wordt bekeken wanneer met de chemo begonnen kan worden. Ze vertelt dat hij een morfinepompje krijgt, wat hij zelf kan regelen. Morfine, nu al?, denk ik. Ik slik m'n teleurstelling weg. Als je belt heb je toch de stille hoop dat je te horen krijgt dat het wat beter gaat. Niet dus. Ik vraag of ze Dirk de groeten wil doen en Petra een dikke knuffel van mij wil geven.

Ik had vrijdagmiddag even bij Dirk langs willen gaan, maar door ziekte van een collega moest ik vrijdagmiddag werken. Na schooltijd nog even een biertje gedronken bij mijn vriendinnen in Googherweide. Moedertje vroeg nog hoe het met Dirk ging en schudde bedroefd haar hoofd toen ik haar de stand van zaken uit de doeken deed.
Wel, dan gewoon, net als vorige week op zaterdagochtend maar een bakkie gaan doen. Om een uur of elf pak ik de telefoon om te vragen of het uitkomt. Claudia neemt op. "Hé, Claudia, hoe is het meisje?" Het is even stil. Dan hoor ik een gebroken stem: "Pappa Dirk is vannacht om half vier overleden……"

De wereld staat stil.



1 opmerking:

  1. Tjee... Fijn om te lezen Piet. Fijn ook dat ik door jouw blog wist dat het tijd was om Ca een appje te sturen... Rim

    BeantwoordenVerwijderen